NSFR

De ‘Net Stable Funding ratio’ (NSFR)

Het doel van de NSFR is dat banken hun activa meer met (stabiele) lange termijn middelen financieren. Hierdoor wordt de mismatch tussen de looptijd van activa en passiva kleiner en dus ook het liquiditeitsrisico. De NSFR geeft aan dat de hoeveelheid beschikbare stabiele financiering van een bank groter moet zijn dan de hoeveelheid die wordt vereist gezien de typen activa die de bank aanhoudt. Stabiele financiering wordt in deze ratio gedefinieerd als de vormen van eigen en vreemd vermogen die een betrouwbare bron van financiering zijn gedurende een stress-scenario van n jaar.

De beschikbare hoeveelheid stabiele financiering wordt berekend door aan elke financieringsbron een Available Stable Funding-factor toe te kennen. Zo krijgen het eigen vermogen van een bank en spaargeld met een looptijd langer dan één jaar een ASF factor van 100%. Maar spaargeld met een looptijd korter dan één jaar telt slechts voor 85% (stabiel) of 70% (minder stabiel) mee. Professionele marktfinanciering mag alleen als stabiele financiering worden meegenomen als de resterende looptijd langer dan één jaar is. Voor de berekening van de vereiste hoeveelheid stabiele financiering wordt aan elk type activa een Required Stable Funding-factor toegekend. Deze factor geeft weer welk deel van een activapost gedekt moet zijn met stabiele financiering. Activa die meer liquide zijn, krijgen een lagere RSF factor. Voor kasgeld is de RSF factor bijvoorbeeld 0%. Voor leningen aan zakelijke en particuliere klanten met een looptijd korter dan één jaar is respectievelijk 50% en 85% stabiele financiering vereist. Leningen met een looptijd langer dan één jaar vereisen 100% stabiele financiering. Uit deze regels volgt bijvoorbeeld dat een woninghypotheek van 200.000 met 235.295 stabiel spaargeld kan worden gefinancierd.

Berekening Net Stable Funding Ratio:


De NSFR gaat dus verder dan de matchende financiering die nu vereist is! De voorgestelde definitie is ook erg simplistisch. En standaardratio kan geen goed beeld geven van de liquiditeitsrisicoposities van alle instellingen, zonder daarbij individuele kenmerken zoals bedrijfsmodellen en ratings te betrekken. Bovendien, als alle banken hetzelfde worden behandeld, geeft dat geen prikkel tot verbetering van het risicoprofiel. Een behandeling van het liquiditeitsrisico zoals bij de kapitaaleisen van Bazel II -een standaardmethode voor kleine, eenvoudige banken en het gebruik van interne risicomodellen door grote, geavanceerde banken- zou daarom meer op zijn plaats zijn.

Scroll naar boven